Ik ontmoette er collega-vrijwilliger J. Hij ging smaakvol gekleed en was geknipt, gekapt en geschoren. Wat een verschil met de man die ik op woensdagochtenden in het voedselbos zag; altijd zijn haren in de war, altijd een bezweet gelaat, vaak een flodderblouse en afgetrapte gympen.
Vanmorgen zag ik het weer! We liepen in een rijtje door het natte gras achter T. die ons rode ogentroost wilde laten zien. Het was de eerste keer dat hij dit plantje in het Emmelerbos zag staan. Rode ogentroost dankt zijn naam aan het feit dat het vroeger als geneesmiddel werd gebruikt bij oogontstekingen. Welnu, wat ik zag was allerminst troost voor mijn ogen. Het rijtje vrijwilligers dat vóór mij liep was weliswaar niet in lompen en vodden gekleed, maar veel scheelde het niet. Ik zag tot op de draad versleten en van kleur verschoten spijkerbroeken, grauwe fleecevesten, wandelschoenen van het type Alpenkreuzer, te grote rubber laarzen, knalgele keukenhandschoenen, kale klompen (van het merk VV) en lappen stof die eens als trui in de etalage hadden gelegen. Gelukkig was er ook een lichtpuntje: het lichtgroene Bianchi-fietspetje uit 1976 van S. Hij draagt het wekelijks en dat is een lust voor het oog.
Waar blijft de ergonomische Voedselbos Emmeloord-kledinglijn in trendy seizoenskleuren en wasbaar op 30oC? Zo, u weet weer van de hoed en de rand.