Op de parkeerplaats bij de barak staat een witte auto met een geopend portier. Ik ben klaar met het klusje waaraan ik werkte en wil naar huis fietsen. “Loek, we gaan terug, hup, in de auto” hoor ik een al wat oudere mevrouw roepen. Aangezien ik verder alleen maar een snuffelende hond zie, neem ik aan dat met Loek de viervoeter bedoeld wordt. Ik begroet de dame met “Hallo, mevrouw, lekker met de hond aan de wandel?”
“Och, meneer, heerlijk. Ik kom hier elke dag met de hond. Soms wel twee keer per dag. Wat een mooie plek is dit toch om te wandelen. Het liefst loop ik over dat pad met die houtsnippers, hoewel dat soms wat lastig gaat. Nou ja, dan doe ik maar voorzichtig aan. Ik ga ook altijd even op het bankje zitten bij de vijver om wat uit te rusten. Dat is mijn lievelingsplekje! Zit er vis in die vijver? Ik zag er laatst een blauwe reiger in staan. Vorige week was ik hier met mijn dochter. Zij tuurde door de ramen van die barak daar en vond het een prachtig gebouw. Ze zou er wel willen wonen, zei ze. Wat groeit het allemaal hard, hè. Vooral daar op dat stukje met die rijtjes. Wist u dat ik daar vorig jaar een keer twee mannen zag staan met een grote plastic tas. Ik wist niet zo goed of ik er nou iets van moest zeggen of niet. Je moet zo uitkijken tegenwoordig met wat je zegt, vindt u niet? Een vraagje, ik zag laatst in dat stukje met die tulpen een sproeier staan, jullie sproeien toch zeker niet met leidingwater? Maar wat is het overal droog, een regenbuitje zou wel goed zijn. Dat scheelt jullie ook weer werk of niet dan? Nou, een fijne dag nog, meneer. Kom Loek, we gaan!”
Alleen daarom al wil je vrijwilliger in een voedselbos zijn: je wordt weer eens met meneer aangesproken...