“Eén ploegje kan aan het werk met het spannen van ijzerdraad, om de drie meter moet er dan een gat komen, gebruik de grondboor, zodat volgende week de palen geslagen kunnen worden. Denk erom, het draad moet recht lopen en overal even hoog zijn! Een tweede ploeg kan aan de slag met het opruimen van de stukken beton en steen die nog her en der in het bos liggen. Dat is geen gezicht! En dan kunnen jullie twee mooi verder gaan met het bouwen van een tweede bijenhotel. Kijk maar naar het hotel dat ik al eerder gemaakt heb”.
Vrijwilliger F en uw schrijver togen naar de plek waar Hotel Twee moest komen. Het voorbeeld, Hotel Een, twee bij twee meter en anderhalve meter hoog, zag er aan de voorkant redelijk strak uit. Met de zijkanten was ook niet veel mis. De achterzijde was een rommeltje: ongelijk, schots en scheef, dik en dun door elkaar.
“Dat kunnen wij beter” schamperden de twee bouwers en, inderdaad, het werd beter. Het bouwsel werd strakker, rechter, gelijkmatiger. Hotel Twee had minstens vier sterren. “Zullen we Hotel Een even upgraden?” opperden de vakmannen optimistisch. Juist toen ze de zaag in Hotel Een wilden zetten, kwam de maker ervan aangelopen. “Die achterkant heb ik expres zo gemaakt, want op deze manier nestelen er bepaalde vogels. En die stammen liggen een beetje hellend zodat het regenwater er vanaf kan lopen, bovendien liggen ze allemaal in de zonrichting waardoor de temperatuur hoger wordt”. Zo praatte hij terecht recht wat krom was. Weer wat geleerd...